De pensioenregeling bestaat uit een aantal overeenkomsten tussen werknemer, werkgever en een verzekeraar:
Pensioenovereenkomst
De werkgever en de werknemer sluiten de pensioenovereenkomst. Daarin wordt door de werkgever aan de werknemer pensioen toegezegd. In de overeenkomst staat onder andere geregeld welke risico’s worden afgedekt. In de regel zijn dat er drie: het risico van overlijden, het risico van ouderdom en het risico dat de werknemer arbeidsongeschikt raakt.
Uitvoeringsovereenkomst
De werkgever en de verzekeraar maken een uitvoeringsovereenkomst. Hierin staat omschreven hoe de door de werkgever beloofde pensioenen door de verzekeraar worden gefinancierd. Ook de kosten van de verzekeraar, die nog steeds in veel regelingen van directe invloed zijn op de hoogte van de door werknemers op te bouwen pensioenaanspraken, staan in deze overeenkomst vermeld.
Pensioenreglement en startbrief
De verzekeraar heeft verplichtingen tegenover de werknemer. Zo moet het pensioenreglement door de verzekeraar worden gemaakt en verschaft de verzekeraar de werknemer na totstandkoming van de pensioenovereenkomst de startbrief waarin de regeling aan de werknemer wordt uitgelegd. In de verhouding verzekeraar – werknemer ligt de nadruk dus meer op de informatieverschaffing. De werknemer moet natuurlijk weten waar hij al die jaren voor betaalt. Na pensionering is de verplichting bovendien een financiële; dan moet de verzekeraar het pensioen uitbetalen.